- créer
- créer [kree.ee]I 〈overgankelijk werkwoord〉1 scheppen 〈ook religie〉 ⇒ doen ontslaan, voortbrengen, veroorzaken2 scheppen ⇒ uitvinden, uit-, bedenken3 oprichten ⇒ stichten, instellen, in 't leven roepen, scheppen4 fabriceren ⇒ produceren5 benoemen♦voorbeelden:1 créer des ennuis à qn. • iemand narigheid bezorgen2 créer une pièce de théâtre • een toneelstuk voor het eerst opvoerencréer une science • de grondslag leggen voor een wetenschapII se créer 〈wederkerend werkwoord〉1 (bij, voor zichzelf) maken ⇒ scheppen, doen ontstaan♦voorbeelden:1 se créer une clientèle • een klantenkring opbouwense créer des illusions • zich illusies makenv1) scheppen2) oprichten3) produceren4) benoemen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.